dinsdag 18 maart 2008

Gletsjerijs smelt sneller dan verwacht


Wereldwijd is het ijsverlies van gletsjers in een versnelling geraakt. Nooit eerder sinds het begin van de waarnemingen rond 1970 ging zoveel ijs verloren als in het jaar 2006.



Dat concludeert de World Glacier Monitoring Service (WGMS) na een eerste analyse van metingen aan 80 gletsjers verspreid over de hele wereld. De WGMS verzamelt gegevens van ruim 300 gletsjers, toetst die op kwaliteit en statistische betekenis en brengt ze bijeen in een databank. Gletsjers behoren tot de beste graadmeters voor de toestand van het klimaat.

Vooral de gletsjers van de Alpen hebben veel ijs verloren. De enige gletsjer in de Pyreneeën had een record ijsverlies. Wilfried Haerberli, directeur van de WGMS, beschrijft de ontwikkelingen als een versnelling waarvan het eind nog niet in zicht is. De WGMS in Zürich verzamelt al sinds 1986 van zoveel mogelijk gletsjers de gegevens waaruit valt te berekenen hoeveel netto ijs ze ophopen of kwijt raken.

Deels wordt gebruik gemaakt van hoogtemetingen uit vliegtuigen en satellieten. Het meeste onderzoek wordt door glaciologen ter plekke verricht waardoor een niet volstrekt representatief beeld kan ontstaan. Van oudsher gaat de meeste aandacht naar de makkelijkst toegankelijke gletsjers.

Er zijn twee maten voor de ijstoestand van een gletsjers. Van een 170-tal gletsjers bestaan lange reeksen waarnemingen aan de lengte. Het gletsjerfront is vaak gefotografeerd, getekend of op schilderijen vereeuwigd, soms al rond 1600. De Nederlandse onderzoeker Hans Oerlemans heeft deze waarnemingen verzameld en kritische beoordeeld. Ruwweg valt te concluderen dat veel gletsjers na 1820 korter worden. Tegen 1900 raakt die verkorting in een versnelling. Maar regionaal trad of treedt ook stabilisatie op.

Recenter is het onderzoek aan de massabalans van gletsjers waarvoor representatieve hoogtemetingen aan het gletsjeroppervlak nodig zijn. Gletsjers winnen aan ijs door sneeuwval en verliezen ijs door smelten (en aan zee door afkalven). Stijgende luchttemperatuur bevordert zowel de sneeuwval als het smelten zodat de balans niet voorspelbaar is. Het moeizame werk aan de massabalans van gletsjers, waaruit ook het effect op de zeespiegel kan worden berekend, levert pas sinds ongeveer 1965 bruikbare getallen op. Daaruit is door het IPCC in zijn laatste rapport de conclusie getrokken dat de meeste gletsjers rond 1970 ‘in balans’ waren of zelfs ijs ophoopten. Daarna is het snel bergafwaarts gegaan. Vooral rond Alaska en Patagonië verliezen gletsjers veel ijs. De balans voor Europa is niet ongunstig. Het enorme verlies in de Apen wordt overigens gecompenseerd door ijsaangroei in Scandinavië.