zaterdag 25 augustus 2007

De eerste week van september rijdt door de Franse Alpen een opmerkelijk peloton fietsers.


Een groep waar de media niet massaal overheen valt, zoals bij de Tour de France, maar die eigenlijk zeker zoveel aandacht verdient.
Donderdag 30 augustus vertrekt namelijk op initiatief van de stichting USVA een groep van acht mensen met een beperking op een driewiel-ligfiets voor de zwaarste Alpen etappe van de Tour de France. Ze nemen de bergtoppen: Col d 'Ornon, Col de Croix de Fer, Glandon, Col de Telegraphe en Col de Galibier, om te eindigen op de top van de Alpe d'Huez op vrijdag 7 september.

Uit Raalte doen Truus Huisman (60 jaar) en Bram Harmsen (33 jaar) mee, beide zijn medewerkers bij USVA.

Truus heeft een dwarslaesie, in 1976 overgehouden aan een rugoperatie. Ze kwam vier jaar geleden met haar handbike voor onderhoud bij het bedrijf en vond daar meteen ook een werkplek voor twee dagen in de week. De georganiseerde tochten heeft ze vanaf de zijlijn gevolgd en ze vond het in eerste instantie doodeng toen het idee werd geopperd om een keer mee te doen.

Fietsen (ze legt de tocht op armkracht af) lijkt haar niet het grootste probleem, maar alles wat erbij komt. "Ik zie het fietsen nog maar als de helft van de prestatie. Ik pak dagelijks de handbike, denk ik niet meer bij na. Wel heb ik regelmatig geoefend op de Holterberg. Maar ik heb nog nooit in een tent geslapen en dat heb ik in juni een midweek gedaan. Ik ben al heel trots dat dat goed ging. Ook de algemene dagelijkse dingen moet je opnieuw ontdekken. Het is de bedoeling dat je zelf oplossingen bedenkt. Ik moet niet teveel weten, dat maakt me alleen maar zenuwachtig. Ik probeer er gewoon van te genieten.''

Het is de bedoeling dat elke dag een afstand van gemiddeld veertig kilometer wordt afgelegd. Willem Kamps van stichting USVA: "Ze zijn de hele dag bezig om zo'n berg te beklimmen. Soms rijden ze niet harder dan drie, vier kilometer per uur, maar met een driewieler kun je niet vallen. Verzet en tandwiel zijn zo gerealiseerd dat het bij een stijging van 20% fysiek nog rond te draaien is.''

Een maand voor de Olympische Spelen in Atlanta (1996), waar Bram als roeier aan deel zou nemen, kreeg hij een epileptische aanval en belandde daardoor in Utrecht in het water. Daar heeft hij ongeveer 20 tot 30 minuten gelegen. Het gevolg was een hersenbeschadiging.

Roeien heeft hij nooit meer gedaan, maar in 1997 deed hij al wel mee met de fietstocht Basel-Utrecht. Hij heeft intussen aan bijna alle grote tochten deelgenomen. Hij fietst vier keer in de week visa versa Raalte Dijkerhoek en maakte een trainingsweekend in Luxemburg mee. Voor Bram is de grootste uitdaging om overal de weg te vinden op de kampeerterreinen, want hij kan nauwelijks iets onthouden. "Ik zie er niet tegenop. Naar Dijkerhoek fietsen heb ik ook samen met begeleiding helemaal ingeprent in mijn geheugen. Als het er inzit, gaat het er niet meer uit.''

Bram voelt geen pijn, ook geen honger. Voor de begeleiding is dat een extra verantwoordelijkheid.

De deelnemers varieren in de leeftijd van 21 tot 64 jaar en komen uit heel Nederland.

Bron: Tonnie van der Sligte voor de Stentor

Geschiedenis van Südtirol


Zuid-Tirol (Duits: Südtirol, Italiaans: Alto Adige of Sudtirolo; Ladinisch: Südtirol) is het zuidelijke deel van de landstreek Tirol en tevens als Autonome provincie Bozen-Zuid-Tirol (Duits: Autonome Provinz Bozen-Südtirol, Italiaans: Provinzia autonoma di Bolzano-Alto Adige, Ladinisch: Provinzia Autonòma de Balsan-Südtirol) de meest noordelijke autonome provincie van Italië, onderdeel van de regio Trentino-Zuid-Tirol. Het gebied telt 476.000 inwoners op een oppervlakte van 7400 km². De hoofdstad van de provincie is Bozen.

Zuid-Tirol is drietalig: zowel het Duits, het Italiaans als het Ladinisch hebben een officiële status. Ladinisch wordt echter alleen gebruikt in de dalen waar deze Reto-Romaanse taal gesproken wordt. De bewegwijzering gebeurt hoofdzakelijk in het Duits en Italiaans.

De officiële afkorting voor de provincie is BZ, afgeleid van Bozen of Bolzano. Hoewel de officiële naam van de provincie Bozen-Zuid-Tirol luidt, wordt ze in het dagelijkse leven doorgaans Zuid-Tirol of de provincie Bozen (Bolzano) genoemd. De officiële Italiaanse benaming voor Zuid-Tirol is Alto Adige (lett. "Hoge Adige"). Deze naam ontstond begin 20e eeuw naar het voorbeeld van de Franse departementen en verwijst naar de gelijknamige rivier Adige (Duits: Etsch) die hier ontspringt. De oorspronkelijke Italiaanse naam is echter Sudtirolo, gebaseerd op de Duitse naam, welke tegenwoordig ook weer gebruikt wordt.

Tot 1918 maakte Zuid-Tirol, net als de huidige provincie Trente, integraal deel uit van de Oostenrijkse provincie Tirol. Het werd deel van Italië na de Eerste Wereldoorlog, toen Oostenrijk en Hongarije door hun verlies grote delen van hun grondgebied moesten afstaan.

In het (geheime) Pact van Londen (1915) werd vastgelegd dat Italië na afloop van de oorlog gebiedsuitbreiding zou krijgen als het zou overlopen naar de Entente. Het ging hierbij (onder andere) om het gebied van Trente en het hele zuiden van Tirol tot aan de 'natuurlijke geografische grens'.

De natuurlijke grens waarover werd gesproken was de waterscheiding van de Alpen. Het stroomgebied van de Etsch met al zijn zijrivieren zou bij Italië gevoegd worden. Het stroomgebied van de Inn met haar zijrivieren zou bij Oostenrijk blijven. Volgens de bepalingen in het Verdrag van Saint-Germain in 1919 werd dit plan doorgevoerd en kwam, na het trekken van bovengenoemde grens, een grote Duitstalige bevolking ineens in Italië te wonen. In tegenstelling tot het gebied rond Trente, dat pas sinds begin negentiende eeuw bij Oostenrijk was gekomen en haast volledig Italiaanstalig was gebleven (dit gebied werd daarom "Welsch-Tirol", Romaans-Tirol genoemd), was Zuid-Tirol namelijk altijd Oostenrijks geweest en had het een haast uitsluitend Duitstalige bevolking. Bij de volkstelling van 1910 was nog geen 3% van de bevolking Italiaanstalig.

Onder het fascistische bewind van Mussolini voerde Italië een onderdrukkende italianiseringspolitiek om het gebied volledig te assimileren. Vanaf 1923 werd het Duits uit het openbare leven verbannen en Duitse plaatsnamen werden vervangen door Italiaanse, aangedragen door de Italiaanse nationalist Ettore Tolomei. Ook werd een begin gemaakt met het Italianiseren van de Duitse achternamen. Door druk uit het buitenland stopte dit laatste proces echter na de namen beginnend met B. Tevens kwam er een grootschalige immigratie op gang van Italianen uit andere gebieden naar met name de steden, om de oorspronkelijke bevolking in aantal te overtreffen.

Het was de hoop van de Zuid-Tirolers dat Adolf Hitler het gebied zou terugeisen, maar die droom kwam niet uit. Als dank voor het accepteren van de annexatie van Oostenrijk (maart 1938, 'Duce, das werde ich ihnen nie vergessen'), sloten Hitler en Mussolini een akkoord, waardoor de Zuid-Tirolers voor de keuze werden geplaatst te emigreren naar het Duitse Rijk (Option) of de volledige assimilatie te ondergaan. Door druk en propaganda koos 86% voor vertrek. Een deel hiervan hoopte echter op uitstel of zelfs afstel, door de schadeloosstellingsprocedure voor de achter te laten bezittingen. Uiteindelijk vertokken ca. 75.000 naar gebieden in Duitsland en Oostenrijk. Hiervan keerde ca. 1/3 weer terug na 1945.

Italië probeerde ook na de Tweede Wereldoorlog nog het gebied onder controle te krijgen. In de in 1947 gesloten Vrede van Parijs werden de rechten van de Duitstaligen in Zuid-Tirol weliswaar verbeterd - tenminste op papier - door het bezegelen van de één jaar eerder gesloten overeenkomst tussen de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken Karl Gruber en de Italiaanse premier Alcide De Gasperi. Doordat de afgesproken autonomie echter ging gelden voor de provincies Trente en Zuid-Tirol gezamenlijk (de regio Trentino-Zuid-Tirol, waar de Italiaanstaligen in de meerderheid zijn), bleven de Duitstaligen op bestuursvlak een minderheid. Afspraken overeengekomen in het autonomieverdrag werden niet omgezet in wetgeving en in gedrag van bestuurders.

De spanningen tussen de Zuid-Tirolers en de Italianen liepen hierdoor steeds verder op. In 1961 resulteerde dit in aanslagen van de radicale Befreiungsausschuss Südtirol op een standbeeld van Mussolini, het geboortehuis van Ettore Tolomei en, in twee zogenaamde Feuernachten, op een groot aantal elektriciteitsmasten. De Italiaanse politie en justitie traden vervolgens keihard op: vele activisten kregen lange gevangenisstraffen of werden gemarteld. Twee activisten stierven aan de gevolgen van de martelingen.

Onder druk van Oostenrijk en de internationale opinie werd Italië uiteindelijk gedwongen de autonomie te verschuiven van de regio Trentino-Zuid-Tirol naar de provincie Zuid-Tirol, zodat de Duitstaligen hun eigen beleid konden voeren. In 2001 is deze autonomie nog verder uitgebreid, waardoor het zwaartepunt van de autonomie nu volledig bij de provincie ligt. Ook de provincie Trente profiteert hiervan. De Italiaanstalige minderheid in Zuid-Tirol zag echter haar bevoorrechte positie verdwijnen en sinds de jaren zestig kozen velen er dan ook voor weer te vertrekken uit het gebied, waardoor het aandeel Italiaanstaligen geleidelijk afneemt. De Ladinische bevolking profiteert sinds de autonomie van de erkenning en ondersteuning voor haar taal en cultuur.

Desondanks pleit een grote groep Duits- en Ladinischtaligen voor afscheiding van Italië. Ook het gebruik van de verzonnen en na annexatie opgelegde Italiaanse plaatsnamen en de aanwezigheid van symbolen en namen die aan de annexatie herinneren ligt bij velen nog steeds gevoelig. Het veranderen van deze namen is een competentie van de provincie. Door de gevoeligheid van de materie heeft deze verandering lang op zich laten wachten. Sinds 2004 ligt er een wetsvoorstel waar nog steeds aan gewerkt wordt. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen macro- en microtoponymie en resulteert erin dat van de 8200 toponiemen, er slechts 600-700 tweetalig blijven.

Bron:Klauwaert

hier volgt een patriottisch clipje van "vermaechtnis"